Ronde Tafel Sessie – Industriële verlichting

De industriële sector heeft decennia lang vertrouwd op traditionele gasontlading verlichtingsconcepten. De introductie van LED is natuurlijk ook in deze sector niet onopgemerkt gebleven. We hebben een Ronde Tafel Sessie georganiseerd rond het thema industriële verlichting om meer duidelijkheid te geven over zaken als: op welke manier kan verlichting bijdragen aan de duurzaamheid van een industriële omgeving? Maar ook: wat verstaan we onder een intelligent armatuur en hoe kan de juiste verlichting bijdragen aan de productiviteit van de medewerkers?

Goed licht
Wat verstaan de experts onder duurzame verlichting? In eerste instantie moet de verlichting volgens Jeroen Compernolle van Axioma kwalitatief zijn en beantwoorden aan de specificaties die in een bepaalde omgeving wordt gevraagd. “Zo kan je eigenlijk al in de keuze van een verlichtingsarmatuur de duurzaamheid van een specifieke industriële toepassing gaan versterken.” Is een laag energieverbruik daarin nog steeds de belangrijkste factor? Dennis Gieselaar van Luminaid meent van niet en zegt: “Je kiest primair voor goed licht op de werkplek.” Ruben Daenen van Encon vult aan: “Goed licht met een goede levensduur, gebaseerd op de toepassing. Bij werkzaamheden in bijvoorbeeld 3-ploegensystemen is een hoog aantal branduren belangrijker dan bij werkzaamheden in dagdienst.” Volgens Eddy Snauwaert van Trilux kan het begrip duurzaamheid op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. “Het is belangrijk om bij de eindklant te peilen wat hij verstaat onder duurzaamheid. Industriële verlichting, gecombineerd met een stuursysteem, is immers prima aan te passen aan de verwachtingen. Dat betekent misschien een iets hogere initiële investering, maar die verdient zich snel terug.” Ook Philippe Kygnée van Wago kan dat bevestigen: “Sturing, efficiëntie middels dimmen, efficiëntie door koppelingen te maken met productieprocessen, zodanig dat bepaalde zones ingeschakeld zijn wanneer processen lopen, enz. zijn allemaal initiatieven die kaderen in het begrip duurzaamheid. Verlichting die niet nodeloos brandt, maakt het bovendien een economisch interessante oplossing.”

Vlnr. Jeroen Compernolle, Axioma en Dennis Gieselaar, Luminaid

Duurzame plannen
De voorbeelden die Philippe schetst, zoals het verlichten van productielocaties in de industrie, zijn mooie posities om de klant te overtuigen van de meerwaarde van een juiste type verlichting naar comfort en productiviteit, zegt Cleo-Lane Faber van Veko Lightsystems. “Voor verlichting in distributiehallen ligt het net even anders. Daar praat je doorgaans niet met de eindgebruiker van het pand, maar met de investeerder. Verlichting vormt dan vaak een sluitpost. Er worden standaard lichtlijnen gemonteerd zonder goed plan of zicht op de inrichting en het gebruik. Goedkoop blijkt dan later duurkoop, want een huurder moet vervolgens weer opnieuw een lichtplan gaan maken. Ook daar valt een slag te maken als we het hebben over echt duurzaam licht toepassen. De installateur heeft daarin een sleutelrol en moet minder bang zijn fabrikanten, zoals wij hier aan tafel, om advies te vragen en mee te nemen naar de klant.” Dennis Gieselaar: “Wij als fabrikanten en toeleveranciers, adviseurs en met name installateurs betreden een tijdperk waar technologie niet meer de limiterende factor is. In principe kunnen we alles realiseren wat de klant kan bedenken. De vraag is, hoe geven we hier richting aan. Voor de installateur wordt het alsmaar complexer. Hij zit op het knooppunt waar alle technologie bij elkaar komt en moet het opleveren naar de gebruiker toe. De installateur heeft daarvoor partijen nodig die hem daarin ontzorgen en ondersteunen, zodat hij daar een business case in kan maken waar hij op termijn ook nog een boterham in kan blijven verdienen.” Cleo-Lane Faber: “Vandaag is de installateur bang dat fabrikanten hun rol gaan overnemen, maar dat is natuurlijk niet zo. Het biedt juist kansen voor installateurs om een andere pet op te zetten en versnelt de adaptatie van innovaties.”

Evolutie
De evolutie die we doormaken met de Google’s van deze wereld die alles plug-and-play aanbieden, maakt ook de verlichtingsindustrie door, meent Philippe Kygnée. “Het is belangrijk dat we systemen op de markt brengen die de eindklant ook begrijpt, zodanig dat hij in controle blijft van zijn systeem zodra de installateur deze heeft geïnstalleerd. Het servicen van de (sturings)systemen blijft wel een taak van de installateur. De eindklant wil dat niet, maar moet wel de vrijheid hebben om van installateur te kunnen veranderen mocht hij het vertrouwen verliezen.” Cleo-Lane Faber: “Daar zit inderdaad een hele mooie samenkomst om het nieuwe business model te stimuleren. Nu zijn installateurs gewend service en onderhoud te verlenen op noodverlichting of armaturen. Ze weten nog te weinig over besturingssystemen en voelen zich nog niet comfortabel. Aan fabrikanten en leveranciers de taak om te investeren in kennisoverdracht naar de installateur. Als de installateur de kennis heeft, ook van besturing, zal hij vanzelf een nieuwe toekomstbestendige rol aannemen.”

Dennis Gieselaar vraagt zich hardop af of de eindgebruiker wel zit te wachten op lichtsturing? Philippe Kygnée antwoordt: “De eindgebruiker zit niet te wachten op een moeilijke interface en zorgen. Hij heeft schrik van zorgen. Goede automatisatie zou eigenlijk niet mogen opvallen en seamless moeten werken.” Jeroen Compernolle: “Hier ligt ook een kans voor integratoren die installateurs ondersteunen naar programmatie en software toe. De producten werken dan zoals ze behoren te werken. Fabrikant tevreden, de installateur wordt ontzorgd en de eindklant is tevreden.” Philippe Kygnée is iets minder enthousiast: “Er zijn heel veel integratoren, maar helaas maar heel weinig met echt kennis van zaken.”

Vlnr. Cleo-Lane Faber, Veko Lightsystems International en Philippe Kygnée, Wago

Azië
Een lange levensduur is belangrijk argument in het voordeel van LED. “Als er één sector is waar een lange levensduur belangrijk is, is het wel de industrie,” zegt Jeroen Compernolle. “Voorbeelden te over van hallen met TL-D lampen die nauwelijks nog licht produceren. Doordat LED al veel hoger inzet op kwaliteit en behoud van licht, is de industrie er zeker bij gebaat.” Eddy Snauwaert constateert wel een opbod van levensduur en kwaliteit van verlichting die eigenlijk niet te matchen is. “Op internet vind je altijd wel een product van een of andere cowboy – vaak uit Azië – die meer branduren en een langere levensduur pretendeert. Hier is een eigenlijk een taak voor het IBE-BIV weggelegd (Belgisch Instituut voor Verlichtingskunde) om daar werk van te maken.” Cleo-Lane Faber: “In heel veel andere markten is het al verboden om iets te melden wat niet waar is. Het gaat vaak inderdaad om cowboys die iets op de markt brengen en vijf jaar later niet meer bestaan.” Philippe Kygnée: “Datzelfde probleem speelt voor de sturing. Kleine start-ups die iets ontwikkelen, commercialiseren en na een paar jaar niet meer bestaan.” Eddy Snauwaert: “We zouden al eens moeten beginnen met dezelfde eenheden en waarden hanteren, een standaard.” Jeroen Compernolle nuanceert enigszins: “De kwaliteit van de verlichting uit Azië wordt wel steeds beter. Dat wil niet zeggen dat Europa zijn eigen markt niet moet beschermen door kwaliteitseisen op te leggen. En dat de verlichtingssector in zijn geheel zich moet verenigen, ook al is het een versnipperde markt.” Dennis Gieselaar stelt het nog scherper: “De slechtste én de beste lichtbronnen komen uit Azië. Het is aan Europese fabrikanten om de kwaliteit te handhaven. Dat begint bij de inkoop van de lichtbron, maar de ontwikkeling en productie van het armatuur is de eigen verantwoordelijkheid. Daar kunnen Europese fabrikanten het verschil maken. Het gaat altijd om de toegevoegde waarde naar de eindklant.” Cleo-Lane Faber ziet Aziatische aanbieders of cowboys ook niet als een bedreiging: “Meedenken, lichtplannen schrijven en uitwerken, offertes uitleggen, kortom de verantwoording nemen, daarop maak je als Europese fabrikant het onderscheid.”

Comfort
Hoe is het gesteld met het lichtcomfort in de industrie? Als het gaat om het meten van comfort, pleit Cleo-Lane Faber om te beginnen voor een opsplitsing van de UGR-waarde naar toepassing. “De UGR-waarde (de mate van lichthinder) gaat uit van een kantoorsetting. Daar is de berekening en de productie van lenzen op gebaseerd. Een lens met een perfecte UGR-waarde hoeft in de industrie totaal niet te voldoen en kan bijvoorbeeld een heftruckchauffeur verblinden. Dat is natuurlijk raar.” De combinatie van UGR en luminantie zijn beide belangrijk, vult Jeroen Compernolle aan. Dennis Gieselaar: “Breeam is steeds meer op UGR aan het sturen, daar gaat het al mank. Maar dat geldt voor heel veel bepalingen. De regelgeving op gebied van verlichting is zwaar verouderd en volledig gebaseerd op gasontlading.” Eddy Snauwaert: “Het is inherent aan de snelle evolutie van LED; het springt alle kanten uit. Er is geen enkele fabrikant die zich wil laten vastbinden. We moeten voor een stuk nog een evolutie door.” Dat kan ook Cleo-Lane Faber bevestigen: “Het gevoel dat er nog heel veel innovatie te halen valt, moet weg zijn, voordat er een hekwerk (regelgeving) komt. De regelgeving mag de nieuwste innovaties niet in de weg staan.” Cleo-Lane raakt nog een ander punt: “Lichtcomfort en een lange levensduur zijn niet altijd met elkaar te rijmen. Als de verlichting bijvoorbeeld al 40.000 branduren heeft gemaakt, kun je je afvragen of deze nog steeds optimaal presteert in functie van de toepassing. Misschien is de inrichting van de ruimte waarin de verlichting hangt gewijzigd of vinden er andere werkzaamheden plaats.” Dennis Gieselaar: “Zoals Eddy ook al aangeeft, maakt ook de LED-techniek zelf nog enorme ontwikkelingen door. De lichtkwaliteit die wij als fabrikanten vandaag leveren ten opzichte van tien jaar geleden is ook echt beter. Een mooie manier om dat te onderstrepen, is om een gedeelte van de verlichting in een productiehal te vervangen. Iedereen wil vervolgens in die hal werken. Dat is wat LED doet. Het is fijner werken en zorgt voor een hogere productiviteit.”

Vlnr. Ruben Daenen, Encon en Eddy Snauwaert, Trilux

Human Centric Lighting
Het welbevinden en de productiviteit kan met Human Centric Lighting (HCL) nog verder worden verhoogd. In de industrie kent HCL volgens Eddy Snauwaert nog niet heel veel toepassingen. “Er wordt vooral op kleine schaal mee geëxperimenteerd.” Philippe Kygnée ziet HCL vooral in hospitality en inspectie-omgevingen waar kleurtemperatuur van licht invloed heeft op de werkzaamheden. Jeroen Compernolle: “Binnen de industrie is ROI heel belangrijk. Voor de doorsnee industrie in Vlaanderen is HCL nog een stap te vroeg. Daarvoor moet de prijs en de ease of use naar beneden, ondanks dat studies aantonen dat de productiviteit en het welbevinden toenemen. Ruben Daenen: “Dat is ook helemaal niet erg en geldt eigenlijk voor alle markten. De klant moet begrijpen dat hij meer koopt. Hij moet het ervaren. Een betere ergonomie is nog moeilijk in cijfers uit te drukken. Dan zal je met andere personen moeten praten binnen een organisatie.” Jeroen Compernolle: “Dat is ook het moeilijke aan onze job. We moeten verschillende petten opzetten: bij de installateur praten over techniek en prijs, bij de eindklant over de toegevoegde waarde en de techniciteit uitleggen, en al dan niet inzoomen op HCL, en bij het studiebureau puur inzoomen op de techniek en het aanleveren van alle informatie.” Maar dan nog ben je uiteindelijk niet gegarandeerd van een kwalitatieve verlichting en sturing, meent Phillippe Kygnée. “Een studiebureau berekent het correct aantal lumen dat nodig is, de armaturen, enz. en doet datzelfde voor HVAC, enz. Het wordt allemaal berekend. Vervolgens wordt de ruimte of hal in dienst genomen en wordt alles overruled omdat het toch niet werkt zoals voorgesteld.” Ruben Daenen: “Daarom ben ik fan van ESCo’s waarbij installaties eigendom blijven van de integrator of de verlichtingsfabrikant en ook borg of garant staan voor een bepaalde periode. Het komt ook de duurzaamheid ten goede: armaturen worden automatisch gemonitord, onderdelen worden proactief vervangen, enz.”

Intelligente armaturen
Armaturen worden steeds intelligenter. Volgens Eddy Snauwaert is die intelligentie tweeledig: het armatuur moet intelligent zijn en intelligente informatie leveren. “Dat eerste bereiken we door bepaalde detectoren in te bouwen (daglicht, beweging, teller, enz.). Intelligentie informatie betekent informatie over branduren, temperatuur, enz. Daarop kan het preventief onderhoud en bijvoorbeeld het energiemanagement worden gepland.” Dennis Gieselaar: “Als fabrikant zal je wel moeten om het armatuur van intelligentie te voorzien, alleen al voor het uitlezen van de eigen garantieprocessen. Andere features zijn ook denkbaar, zoals het integreren van Wifi of audio, het kan allemaal door bouwstenen aan elkaar te koppelen. Daarmee wordt ook de installateur ontzorgd.” Cleo-Lane Faber: “Wat dat betreft is in de industrie qua verlichting al een flinke stap voorwaarts gemaakt met de introductie van lichtlijnen in plaats van de ‘losse bakjes’ (puntverlichting) die het heel complex (en kostbaar) maken om zaken toe te voegen. Lichtlijnen bieden een infrastructuur om een hele grid te integreren in een pand. Een extra feature toevoegen is maar een kleine stap.” Dennis Gieselaar: “Met lijnen van licht heb je bovendien fijner licht dan van puntverlichting.” Ruben Daenen: “Een ander belangrijk argument is dat de installateur geen bekabeling meer hoeft te trekken, die is immers geïntegreerd in de lichtlijn.” Jeroen Compernolle: “De stap naar intelligente noodverlichting is dan ook niet meer zo groot. Daar wordt vaak te licht over nagedacht. Het is zeker een winst voor de industrie, denk aan het automatisch uitvoeren van functietesten, enz.” Ook Philippe Kygnée kan dat bevestigen: “Men hoeft geen rondje meer te gaan lopen. Als er al sturing is voorzien, is de meerprijs van intelligente noodverlichting verwaarloosbaar.”

Als we tot slot kort vooruitblikken naar de toekomst zijn light as a service modellen (lumen per jaar verkopen) volgens Dennis Gieselaar nog heel ver weg in de industrie. “Wel zullen er modellen ontstaan waarbij de installateur of integrator de verantwoordelijkheid neemt over de levensduur van de installatie die hij oplevert.” Ook Jeroen Compernolle heeft zijn twijfels over het slagen van light as a service modellen. “Je hebt wel heel goede partners nodig die je omzet kan beloven.” Philippe Kygnée is iets minder kritisch en zegt: “Ook de industrie maakt een evolutie door. Kijk maar naar de onbemande recepties, het afbouwen van onderhoudsdiensten, enz. Ik schat de kans groot dat er toch iets in die aard opkomt, via de installateur, verlichtingsfabrikant of uiteindelijk misschien zelfs via grote telecombedrijven. Het gaat om het ontzorgen van de eindgebruiker. Die trend hangt al langer in de lucht.” Dennis Gieselaar: “Daar ligt een kans voor de installateur en ons als fabrikanten om in mee te gaan.”